De Regels van het Schaakspel
De koninkrijken van elke speler worden vertegenwoordigd door verschillend gekleurde stukken: De kleur wit voor de startspeler, de kleur zwart voor de volgende speler. Elk van de twee partijen heeft een koning, een dame, twee lopers, twee paarden, twee torens en acht pionnen, die als stukken over het bord kunnen worden verplaatst.
De Startposities van de Schaakstukken
Alle stukken worden aan de kant van elke speler geplaatst en als volgt gerangschikt:
1. In de hoeken van de eerste rij staan de twee torens
2. Op de volgende twee naar binnen lopende velden staan de twee paarden
3. Vervolgens staan de twee lopers, direct naast de koning en dame
4. Op de twee middelste velden staan de koning en dame volgens de volgende regel:
-4.1. De witte dame staat links in het midden op het witte veld van dezelfde kleur
-4.2. De witte koning staat rechts in het midden en maakt zo de eerste rij compleet
-4.3. De posities van de zwarte dame en de zwarte koning zijn gespiegeld
5. In de tweede rij worden alle acht pionnen van de respectieve koninkrijken geplaatst
Zodra alle stukken op het bord zijn geplaatst, kan het spel beginnen. De beurten worden afwisselend door beide spelers gedaan. De witte speler begint het spel, gevolgd door de zwarte speler.
Het doel is om de koning van de tegenstander schaakmat te zetten. Dit betekent dat de koning zodanig moet worden aangevallen dat hij niet aan de aanval kan ontsnappen door te ontwijken, aan te vallen of beschermd te worden door een ander stuk - hierover later meer.
De Regels van de Koning
(Wilhelm Steinitz)
De Regels van de Dame
(Terry Pratchett)
De Regels van de Toren
(Samuel Reshevsky)
De Regels van de Loper
(Yuri Razuvayev)
De Regels van het Paard
(Emanuel Lasker)
De Regels van de Pion
(Francois Andre Danican-Philidor)
De Regels van Schaak en Schaakmat
(Nigel Short)
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen schaak en mat. Schaak beschrijft alleen de situatie van de aanvalsdreiging, waarin een stuk de koning in de volgende zet direct zou kunnen aanvallen, terwijl mat de situatie beschrijft van het niet kunnen ontsnappen aan deze aanvalsdreiging.
Hieruit kunnen directe regels worden afgeleid voor de koning wanneer hij schaak krijgt aangeboden door een stuk van de tegenstander:
1. de koning moet het schaak onmiddellijk ontwijken door naar een veilig veld te gaan
2. een ander stuk moet tussen de koning en het aanvallende stuk komen en het schaak verhinderen
3. het aanvallende stuk moet onmiddellijk geslagen worden door de koning of een ander stuk.
Als de koning zich niet kan verdedigen door te ontwijken, te blokkeren of aan te vallen, staat hij schaak en verliest hij de partij.
Als de koning niet schaak staat, maar de speler tegelijkertijd geen stuk kan verzetten, eindigt de partij in een patstelling. Zo'n situatie doet zich vaak voor als er nog maar een paar stukken op het bord staan, maar die zijn geblokkeerd en de koning, omringd door aanvalsdreigingen, kan ook niet bewegen.
De Regels van de Rokade
(Rob Sillars)
Voor een burcht moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
1. noch de koning noch de toren mogen eerder hebben bewogen.
2. er mogen geen andere stukken tussen de koning en de toren staan.
3. de koning mag niet schaak staan tijdens of vanwege de rokade
4. de velden waarop de koning rokeert mogen niet bedreigd worden door een aanval.
Elke speler is vrij om te rokeren. Het uitvoeren van de zet heeft echter het grote voordeel dat de koning veilig is en de toren actief in het spel kan worden gebracht.
De En Passant Regel
(Joseph Henry Blackburne)
Schaakmanoeuvres
-
Penning
"Alleen de speler met het initiatief heeft het recht om aan te vallen."
(Wilhelm Steinitz)
Een penning ontstaat wanneer een stuk tussen zijn koning en een aanvallende koningin, toren of loper staat. Omdat een koning aan het eind van de zet niet schaak mag staan, kan dit stuk niet uit het aanvalspad gaan. Daarom is het gedwongen zijn koning te beschermen. De penning wordt verwijderd wanneer de koning het aanvalspad verlaat, de aanvaller wordt geslagen, of de aanvaller zich terugtrekt uit de aanval. -
Vork
"De blunders liggen allemaal op het bord, wachtend om gemaakt te worden."
(Savielly Tartakower)
Een vork ontstaat wanneer een stuk naar een veld gaat vanwaar het minstens twee stukken van de tegenstander kan aanvallen. Als het aanvallende stuk zelf niet kan worden geslagen door een tegenaanval, kan de verdediger slechts één van zijn aangevallen stukken beschermen door het weg te zetten. Een vork wordt daarom beschouwd als een tactisch sterke manoeuvre die een aanzienlijk voordeel oplevert. -
Spies
"Als je een goede zet ziet, zoek dan een betere."
(Emanuel Lasker)
Een spies is wanneer meerdere doelstukken van de tegenstander op het aanvalspad van een koningin, toren of loper staan. De spies is dus vergelijkbaar met zowel de vork als de pin. De aangevallen speler heeft de mogelijkheid om een van zijn stukken uit het aanvalspad te halen. De andere blijft echter achteraan aan te vallen. In veel gevallen leidt dit tot offers of verlies van stukken, in het nadeel van de aangevallen speler.
Tips voor de Opening van de Schaakpartij
1. Wie het centrum van het bord controleert, controleert ook de partij
2. Wie alle stukken vroeg ontwikkelt, heeft meer aanvals- en verdedigingsmogelijkheden
3. Die in de openingsfase meerdere malen stukken verplaatst, verspilt zijn zetten
4. Die zijn dame te vroeg en te slordig in het spel brengt, maakt zich kwetsbaar voor aanvallen
5. Die zijn stukken offert, moet dat altijd doen met de bedoeling er iets voor terug te krijgen
6. Wie door zijn tegenstander wordt bedreigd, moet daarop reageren
7. Wie verliest, moet van zijn fouten leren